Portret: Jan van Beveren

Portret: Jan van Beveren
3 min

De eigenzinnige toptrainer Wiel Coerver is de eerste die de vergelijking maakt. Al in 1967 noemt hij Jan van Beveren ‘de Johan Cruijff onder de keepers’. Hij voorspelt dat Van Beveren de beste ter wereld zal worden. Een wat crue vergelijking blijkt later.

Ondanks zijn enorme talent is Van Beveren bij PSV tien jaar lang op zoek geweest naar landelijke erkenning. Zijn overgang van Sparta Rotterdam naar PSV in 1970 is schokkend. Niemand verwacht een Amsterdammer in Eindhoven. Maar scepsis verdwijnen snel. Buiten zijn atletische gaven is zijn concentratievermogen ongekend. Elke wedstrijd weer wil Van Beveren zich bewijzen. Voor zich zichzelf, maar vooral ook voor het publiek. ‘’Ik voel me artiest en wil contact met het publiek. Die mensen zijn voor een attractieve partij gekomen en ook – hoop ik – voor Jan van Beveren. Ik wil graag spectaculair spelen. Niet voor mezelf maar voor de mensen. Ik leef in die goal, ik wil er stunten. Ik wil iedereen laten zien wie Jan van Beveren is.”

Cruijff speelt ongewild een prominente rol in het sportleven van Van Beveren. Al in 1970 gaat Van Beveren een wedstrijd in met de instelling: ‘’De grote Cruijff zal zich tegenover mij moeten waarmaken. Nou zullen we eens zien wie de beste is. Ik vecht een wedstrijd in een wedstrijd. Ik wil de beste zijn. Hoe meer tegenstand van formaat, hoe beter. En ik 1978 weet hij: ‘’Ik vind het wel aardig dat Cruijff nog nooit tegen mij heeft gescoord.” Ook niet in de beroemde halve finale tegen Barcelona, waar PSV zich na een 3-0 zege in Eindhoven en 3-1 nederlaag in Spanje de beste tegen toont.

In 78 wint De Beef, zoals hij liefkozend wordt genoemd, met de UEFA Cup de grootste prijs in zijn carrière die hij zelf omschrijft als de kroon op zijn loopbaan. Jan overlijdt in 2011 op 63-jarige leeftijd in Beaumont, Amerika. René van de Kerkhof zegt in hetzelfde jaar in een interview met Omroep Brabant dat Van Beveren een steunpilaar was in het elftal dat in 78 de UEFA Cup won. ‘’Jan was de sluitpost. Hij was de beste keeper aller tijden. Het was ook een unieke man. Hij dronk altijd chocomel en was uiterst nerveus voor een wedstrijd. Een nagelbijter, een zenuwlijder, maar niet te passeren.” Bastia weet er alles van.